Kinderen met extreme praatangst spreken niet en zwijgen voortdurend in bepaalde sociale situaties zoals de school. En toch zijn het thuis vlotte praters. Verlegenheid komt veel voor bij kinderen. Ze kijken de kat uit de boom, maar ze gaan na verloop van tijd mee doen en mee praten. Kinderen met selectief mutisme blijven zwijgen, ook als ze gewend zijn aan de situaties en de nieuwe mensen. Selectief mutisme is een angststoornis.
Deze kinderen willen en kunnen praten, maar ze durven het niet
Selectief zwijgen komt voor bij ongeveer 7 op 1000 kinderen. Het begint meestal tussen het derde en vijfde levensjaar, vaak bij de schoolstart. Het komt meer voor bij meisjes dan bij jongens. Tweetalige kinderen vertonen vaker praatangst dan eentalige kinderen.
Selectief mutisme is universeel een erkende angststoornis. Dit zijn de voorwaarden vooraleer je kan spreken van selectief mutisme:
- Het kind spreekt consequent niet in bepaalde sociale situaties waarin het wel verwacht wordt te spreken, bijvoorbeeld op school, in de winkel, …
- Het kind kan en wil wel praten in situaties waar het zich op het gemak voelt, bijvoorbeeld thuis, bij vrienden, … . Het kind spreekt de taal dus voldoende.
- Het kind zwijgt een maand of langer in bepaalde situaties, voor tweetalige kinderen langer dan 6 maanden.
- Het kind wordt belemmerd in zijn ontwikkeling op schoof of in een andere omgeving met andere kinderen of volwassenen.
Deze kinderen hebben meestal vele kwaliteiten. Ze hebben verschillende interesses en hobby’s. Ze houden van samen spelen en ze doen graag actief mee aan de klasactiviteiten, behalve die waarbij ze moeten spreken. Ze hebben vaak voldoende leerresultaten.
De onderliggende angst is bij deze kinderen dikwijls niet zichtbaar. Hun zwijgen is dan moeilijk te begrijpen. Hun gedrag wordt soms foutief geïnterpreteerd als koppig. Ze praten soms tegen kinderen, maar niet tegen volwassenen. Soms praten ze met onbekenden, maar niet tegen bekenden. Regelmatig kunnen ze non-verbaal communiceren door ja-nee te knikken, aan te wijzen, te schrijven, te typen of tekenen.
Soms is de angst wel zichtbaar. Deze kinderen durven dan amper kijken, ze bevriezen en durven niet bewegen.
Het selectief zwijgen wordt veroorzaakt door irreële/onwerkelijke gedachten over fouten maken of kritiek krijgen, en over de hoge prestaties die ze willen behalen. Het kind is angstig dat iemand hem/haar ziet of hoort praten. Het kind vermijdt het praten. Door deze vermijdingsreactie vergroot zijn/haar spreekangst. Het is gemakkelijker deze gewoonte te behouden dan opnieuw te leren praten. Ze zijn bang voor de reactie van anderen als ze opnieuw gaan spreken.
Er is soms een erfelijke aanleg voor angst. Familieleden in de huidige en vroegere generaties vermelden bij zichzelf ook kenmerken van angst.
Onderzoek
Om deze kinderen een juiste behandeling te kunnen geven is er onderzoek nodig. Het diagnostisch onderzoek gebeurt bij voorkeur door een multidisciplinair team. Kinderpsychiater, psycholoog, orthopedagoog en logopedist analyseren met de ouders wat goed en minder goed verloopt in de ontwikkeling van hun kind en hun gezin. De ouders en de leerkracht(en) worden ook bevraagd via algemene en gerichte vragenlijsten. De onderzoekers leren het kind kennen via spel en oefeningen (testjes). Ze benoemen sterktes en zwaktes in alle ontwikkelingsdomeinen (intelligentie, taal en spraak, sociaal, emotioneel, motorisch).
Het is belangrijk dat andere of bijkomende problemen onderkend worden, zoals een taal-of spraakstoornis, een leerprobleem, autisme, een trauma. Deze zorgen vragen een andere of aanvullende behandeling.
Behandeling
Selectief mutisme kan jaren bestaan en het gaat zelden vanzelf over. Wanneer kinderen voor hun tiende jaar behandeld worden, is de kans op succes groter.
De behandeling is een combinatie van cognitieve gedragstherapie met het kind en ouderbegeleiding. De therapie bestaat uit veel kleine stappen. Er wordt veel geoefend in geleidelijk moeilijker situaties. Als een volgende stap niet lukt, wordt er naar de vorige stap teruggegaan. Kind en therapeut blijven oefenen tot het lukt en gaan dan weer een stapje hoger.
Met de hulp van verhalen, spelletjes en oefeningen wordt het zelfvertrouwen en positief zelfbeeld versterkt. Het kind leert positieve en werkelijke/reële gedachten over zichzelf en anderen, over dapper denken en dapper doen. Er worden ook ontspanningsoefeningen aangeleerd. Er wordt geoefend met het maken van geluiden, fluisteren en spreken.
Als het kind kan praten met de therapeut, wordt het oefenen voortgezet op school. Stapje voor stapje gaan andere kinderen en leerkracht(en) mee oefenen. Eerst in kleine groepjes buiten de klas, nadien in de klas.
De samenwerking tussen therapeut, ouders en leerkracht is noodzakelijk. Ouders en leerkrachten hebben recht op steun en begeleiding.
Ouders kunnen onzeker worden omdat ze hun opvoeding voortdurend moeten afstemmen op de angstige aard van hun kind. Langs de ene kant willen de ouders hun kind stimuleren tot meer zelfstandigheid en langs de andere kant willen ze rekening houden met de angsten van hun kind.
De leerkracht kan moeilijk inschatten hoe het kind zich op school voelt. Het kind heeft minder mogelijkheden om hulp te vragen. Ook kan de leerkracht het lees- en spraakniveau van het kind niet vlot toetsen.
Ouders en ook leerkrachten krijgen uitleg over angststoornissen en hoe de therapie werkt. Ze leren het belang van de vele tussenstappen. Ze krijgen tips hoe ze hun kind kunnen ondersteunen bij het overwinnen van de angsten.
Er zijn in Vlaanderen centra, privé en gesubsidieerd, die een onderzoek kunnen doen. Ze schrijven ook een concreet en uitvoerig verslag voor de ouders en de toekomstige behandelaar. Er zijn echter te weinig hulpverleners die de specifieke behandeling van selectief mutisme kennen of kunnen uitvoeren. Onze Vereninging wil zich actief blijven inzetten om oplossingen te zoeken.
De therapie kan lang duren en is arbeidsintensief omdat in de tweede fase de therapeut zich wekelijks naar de school moet verplaatsen. Privétherapie is bovendien voor vele gezinnen onbetaalbaar.
Therapie
De Vereniging lijst de adressen op voor diagnostiek en therapie. Zie ook bij Informatie- en advies.
Enkele criteria voor een afgestemde therapie zijn de volgende:
- ervaring hebben met de behandeling van kinderen en/of jongeren met angststoornissen en/of selectief mutisme;
- ervaring hebben met cognitieve gedragstherapie of gedragscounseling;
- bereidheid om therapie selectief mutisme te starten, met de mogelijkheid van intervisie/supervisie;
- op verplaatsing willen werken;
- kostprijs van behandeling en verplaatsing vermelden.
Ook logopedisten-stottertherapeuten behandelen ‘spreekvrees’. Op de site van de Vereniging Vlaamse logopedisten is er een zoekfunctie; je typt je eigen woonplaats en de gezochte specialisatie ‘stottertherapeut’.